Het precariaat; een nieuwe sociale klasse

Werkende armen zijn mensen die wel een betaalde baan (of zelfs meerdere) hebben, maar tegelijkertijd te weinig geld verdienen. Dat betekent dat ze hun noodzakelijke kosten niet of net niet kunnen betalen, zoals eten en drinken, kleding, wonen en verzekeren en geen geld overhouden voor ontspanning en sociale activiteiten. Ondanks een full-time baan leven zij onder de armoedegrens die het SCP hanteert. Dubbele banen om rond te komen, zijn steeds minder uitzondering. Volgens het SCP zijn er maar liefst 110.000 werkende armen bijgekomen. Oorzaken: achterblijvende lonen en hogere lasten, vooral huur en energie.

deze tekst is zowel als pagina opgemaakt als als bericht (column). Hier als pagina nog enigszins aanpassen als standpunt. nu nog concept.

armoede . column . het linkse perspectief . samenleving

 

geïnspireerd door Isabell Lorey
bewerkt door Wim Lanfermeijer

Isabell Lorey, politicoloog, doceert politieke theorie aan de Universität Kassel en verbonden aan het European Institute for Progressive Cultural Policies, schrijft in haar boek ‘Het regeren van precairen’ over deze nieuwe klasse.
Precarisering is binnen Europa geen randverschijnsel. In de grote westerse industriestaten laat het precariaat zich onder het neoliberalisme niet langer wegzetten in een sociaalgeografische periferie, waar ze slechts betrekking heeft op anderen. Precarisering is geen uitzondering meer, maar regel. Het is een nieuwe klasse geworden, een product van decennia neoliberaal beleid.

precariaat is geen proletariaat

Het precariaat (de onzekeren) is ontstaan uit bevolkingslagen die lange tijd in zekerheid zijn komen te leven. Het is een instrument en stijl van regeren geworden en tegelijk een fundament onder de kapitalistische opeenhoping dat – steeds minder– in toom wordt gehouden door sociale regulering en controle. Precarisering is meer dan onzekere arbeidsplaatsen, meer dan gebrekkige bescherming bij loonarbeid. Ze impliceert onzekerheid. Ze betekent bedreiging, psychische spanning en dwang. Precarisering is leven met het onvoorzienbare, het onzekere. Het betekent het overgeleverd zijn aan toevalligheid, het verlies van elk houvast, van oriëntatie, van ordening. Voor de geseculariseerde moderne westerse sociale maatschappij doorgaans een nachtmerrie, nu dit onrecht van bodemloosheid kennelijk in het Westen niet meer lijkt te temmen. Dit leidt tot een regeringsvorm die zeker sinds Thomas Hobbes niet meer voor mogelijk werd gehouden: een regering die zich niet legitimeert door bescherming, veiligheid en een fatsoenlijk sociaal vangnet te garanderen. In tegenstelling tot de oude machtsregel, waarbij in ruil voor bescherming gehoorzaamheid werd verlangd, kenmerkt het neoliberale regeren zich vooral door sociale onveiligheid, door het regelen van een minimale afscherming bij een tegelijkertijd alsmaar toenemende onzekerheid. In het proces van reorganisatie en afbraak van de verzorgingsstaat en de hiermee verbonden rechten heeft men, met een beroep op het ontbreken van een alternatief, een regeringsvorm weten in te richten die op maximale onzekerheid berust.
Betaalde arbeid is een belangrijke pijler in het leven van de meeste mensen. De bestaanszekerheid is erop gebouwd. Met de opkomst van tijdelijke en flexibele arbeidsarrangementen wordt betaalde arbeid voor steeds meer mensen onzeker en daarmee worden veel elementen van het alledaagse leven onzeker. Er ontstaat angst om het bestaan dat niet langer voorspelbaar is. Onzekerheid wordt het bindend kenmerk dat alle facetten van het leven doortrekt en met elkaar verbindt. In 2020 zijn er inmiddels 1,7 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. In de periode 2003-2020 zijn er 625 duizend flexwerknemers bij gekomen (CBS). Als deze situatie in de samenleving gaat overheersen kunnen we spreken van een precariseringssamenleving, een samenleving die gekenmerkt wordt door precariteit.

Precarisering is een regeerinstrument geworden en dit betekent ook dat de neoliberalen proberen de precarisering niet uit de hand te laten lopen. Ze mag de bestaande orde niet werkelijk in gevaar brengen; haar omvang mag net niet tot oproer leiden. Toen dat leek te gebeuren dreigde Rutte met een loonmaatregel. De kunst van het neoliberale besturen bestaat uit het balanceren van op dit grensvlak. Tegen de politieke realiteit van vandaag – zolang het neoliberale beleid ongestoord voortdendert – is het niet zozeer de vraag hoe het gevaar van precariteit, het verval van de bestaande orde, kan worden voorkomen en beëindigd. Eerder gaat het erom, hoe de getroffenen zichzelf mobiliseren, politiek herpakken. Hoe kunnen we de zwakke plekken van het neoliberalisme en de gevolgen op het netvlies krijgen van de getroffenen zodat een potentie tot verzet kan worden gevonden en de getroffenen inzien dat neoliberale steun in het stemhokje hun eigen ellende organiseren betekent.

neoliberalen doen het stapje voor stapje

Stap voor stap wordt afscheid genomen van het naoorlogse compromis tussen kapitaal en arbeid, dat de basis en het kenmerk was van de verzorgingsstaat. De armoede neemt toe, mensen met dubbele banen kunnen niet meer rondkomen, de voedselbanken lopen over, er is lijden, er is verontwaardiging, maar het protest en het verzet blijven uit. De ontwikkeling naar een nieuw soort economie wordt verkocht als een natuurlijk economisch gegeven, als iets dat onvermijdelijk is. De veronderstelling (dwang) om gewoon mee te doen is geaccepteerd, heeft zich in de geest van de mensen genesteld. De overtuiging heeft post gevat dat er geen alternatief is. Sociaal & Groen probeert een nieuwe vertolker van een tegengeluid te worden.

De strijd tegen armoede is in liefdadigheid vastgelopen omdat het grenzen is overschreden. Om weer sociale en politieke reuring te krijgen zijn nieuwe concepten nodig en een nieuwe vertolker. Wat de PvdA in de jaren 60 entameerde voor de toen nog onderbetaalde arbeiders en hun zesdaagse werkweek. Sociaal & Groen heeft inmiddels nieuwe voorstellen gepubliceerd, zoals een normaal zakelijk minimum uurtarief voor zelfstandigen en een basisinkomen (BI) voor iedereen. Zolang het BI er niet is moeten mensen die voltijds werken, van die inkomsten kunnen leven. Maar dat geldt momenteel niet voor een deel van de zelfstandigen: 8,6 procent van de zelfstandigen-huishoudens had in 2017 een inkomen onder het bestaansminimum. Het liep uit de hand en Rutte moest zijn beleid enigszins corrigeren met een minimum uurtarief van € 16,- terwijl dat eigenlijk een minimumloon zou moeten zijn. Een ondernemer moet ongeveer € 50,- p/u verdienen om zijn eigen pensioen, arbeidsongeschiktheids- en beroeps/bedrijfsrisico’s af te dekken. Pas als dat gelijkgetrokken is, zullen de PostNL’s van deze wereld nog eens narekenen of een arbeidsovereenkomst misschien zo gek nog niet is.

Geef een reactie