Burgerkamers: burger moet van klant weer burger, kiezer en participant worden

De overheid is er voor de burger, niet andersom. Burgerkamers (de Derde Kamer) geven inspraak, inzicht en leveren betrokkenheid op.

 

“Het leven is een voornaam en indrukwekkend spel tussen burger en regering”

Rose Macaulay

Burgerkamer / Derde Kamer
democratie

 

korte versie

In het dagelijkse leven ontkomt de burger niet aan contact met de overheid. Omdat dit vaak geen vrije keuze is, maar dwang en noodzaak, moet de overheid een hulpvaardige en dienstverlenende instelling hebben. Maar ambtenaren worden niet opgeleid in dienstverlenend handelen waardoor zij te vaak een burger zien als iemand die hen stoort in hun werk, zonder te beseffen dat communicatie met de burger een hoofdonderdeel is van hun werk. Onder andere in dit belevingsverschil schuilt de kloof tussen burger en overheid​. Vreemd genoeg lijkt de overheid haar corrigerende en controlerende taak, die zij ook heeft, aanzienlijk voortvarender uit te voeren dan de dienstverlenende. De overheid bepaalt ook zijn eigen regels. Er is een burger-vijandige overheid ontstaan, of, zoals de Nationale Ombudsman het diplomatiek omschrijft, ‘de overheid staat met zijn rug naar de burger’.

Sociaal & Groen stelt een stelselherziening voor waarbij de burger rechtstreeks invloed en medezeggenschap krijgt in het overheidsbeleid en handelen via Burgerkamers (nationaal: de Derde Kamer). De burger zou desgewenst de mogelijkheid moeten hebben, naast de reeds bestaande juridische, iedere zaak, waarbij de burger betrokken is en de overheid partij, voor te kunnen leggen aan een besluit-bevoegde Burgerkamer, bestaande uit een vertegenwoordiging van burgers, informatief ondersteund door ambtenaren en de politiek.
Het gaat daarbij niet alleen om ambtelijke besluiten, de gemeenteraad, Provinciale Staten en de Tweede Kamer -die blijven overigens het hoogste gezag in de keten-, maar ook om andere (semi-)overheidsinstanties, zoals bijvoorbeeld het GBLT, het UWV en de belastingdienst.

 

middelgrote versie
de overheid is er voor de burger, niet om een in zichzelf gekeerde macht in stand te houden

Welbeschouwd is Nederland een goed bestuurd land. Toch is er toenemende kritiek op het overheidsfunctioneren.
De ontelbare concrete zaken waar de Nationale Ombudsman zich jaarlijks mee bezighoudt, geven een beeld van de relatie tussen burger en overheid. De burger is mens terwijl de overheid een instituut is, een complex systeem van regelgeving en politieke belangen. De overheid wordt wel vertegenwoordigd door mensen, hoewel het steeds vaker computersystemen zijn die de (digitale) communicatie verzorgen met burgers. Vaak gaat het in de contacten tussen de overheid en de burger goed. Als het niet goed gaat dan is zichtbaar hoe verschillend de overheid en de burger functioneren en denken. De burger zit ergens mee – krijgt geen antwoord, krijgt geen toeslag of uitkering, moet een ingewikkeld formulier invullen, moet iets betalen, etc. – en zoekt dan contact met de overheid die hem met een niet-communiceerbare robot te woord staat. Veel burgers hebben daar moeite mee. Maar zelfs als de burger contact weet te leggen dan is de kans aanwezig dat hij of zij zich niet serieus genomen voelt, wordt afgescheept of van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Niet omdat de overheid onwillig is, maar omdat de overheid niet met één burger te maken heeft maar met honderden, duizenden of soms zelfs miljoenen. Het bedrijfsmatige karakter van de contacten tussen burger en overheid kan vervreemdend werken. Daarnaast worden ambtenaren niet opgeleid in dienstverlenend handelen; zij zien de burger die hen benadert te vaak als iemand die hen stoort in hun werk zonder te beseffen dat dit een hoofdonderdeel is van hun werk. Er is wel een onderscheid in ‘soorten’ ambtenaren te maken. Zo zijn in zijn algemeenheid gemeentelijke ambtenaren klantvriendelijker dan bijvoorbeeld de collega’s bij het Openbaar Ministerie, de belastingdienst, de IND, het CIJB of een ministerie.

In deze twee belevingen schuilt de kloof tussen burger en overheid​. Daarbij mag niet vergeten worden dat de overheid niet alleen dienstbaar moet zijn maar ook corrigerend. Vreemd genoeg lijkt de overheid haar corrigerende en controlerende taak aanzienlijk voortvarender uit te voeren dan de dienstverlenende.
De overheid is doorgeslagen in het autonome machtsdenken en vooral met zichzelf bezig. Er is een burger-vijandige overheid ontstaan, of, zoals de Nationale Ombudsman het diplomatiek omschrijft, ‘de overheid staat met zijn rug naar de burger’.
Een monopolistische organisatie heeft op langere termijn de neiging gaandeweg het doel in toenemende mate uit het oog te verliezen en plaatst het middel (de organisatie zelf) centraal.

betrekken betekent betrokken

Vast staat dat indien de burger meer betrokken raakt bij het besluitvormingsproces van de overheid er wederzijds inzicht ontstaat in de achterliggende overwegingen, die te vaak voor partijen verborgen of onbegrepen blijven. Bij geïnstitutionaliseerd overleg worden de besluitvormers direct betrokken bij de (menselijke) gevolgen van een voorgenomen besluiten, hetgeen een zorgvuldiger (vaak humaner) afweging tot gevolg zal hebben.

willekeur in recht past niet in een rechtstaat

Veel zaken worden uiteindelijk na (heftig) protest bijgesteld. Dat protest is willekeurig, afhankelijk van de mondigheid van de betrokken burger dan wel ingegeven door imagoschade als de media er aandacht aan schenkt. Dat is een hoogst oneerlijke situatie, omdat de burger daarmee van willekeur en externe selectie afhankelijk wordt, terwijl in een rechtstaat iedere burger gelijke rechten dient te hebben. De voorgestelde Burgerkamer/Derde Kamer geeft iedere burger die gelijke rechten.

de Burgerkamer (Derde Kamer)

Sociaal & Groen is voorstander van een stelselherziening waarbij de burgers rechtstreeks invloed en medezeggenschap krijgen in het overheidsbeleid en handelen via de Burgerkamer, de Derde Kamer. De burger zou desgewenst de mogelijkheid moeten hebben, naast de reeds bestaande juridische, iedere zaak, waarbij de burger betrokken is en de overheid partij, voor te kunnen leggen aan een besluit-bevoegde Burgerkamer, bestaande uit een adviserende vertegenwoordiging van ambtenaren, de politiek en de burgerij (zij die beschikken over een stempas *).
Het gaat daarbij niet alleen om ambtelijke of bestuursbesluiten, maar ook om (semi-)overheidsinstanties, zoals bijvoorbeeld het GBLT, het UWV en de belastingdienst. De gemeenteraad, provinciale staten en de Tweede Kamer blijven het hoogste gezag in het stelsel.

 

uitgebreide versie
De overheid is van ons allemaal: een papieren werkelijkheid
De overheid als ‘autonome’ macht

Welbeschouwd is Nederland een goed bestuurd land. Toch is er toenemende kritiek op het overheidsfunctioneren.
De ontelbare concrete zaken waar de Nationale Ombudsman zich jaarlijks mee bezighoudt, geven een beeld van de relatie tussen burger en overheid. De burger is mens terwijl de overheid een instituut is, een complex systeem van regelgeving en politieke belangen. De overheid wordt wel vertegenwoordigd door mensen, hoewel het steeds vaker computersystemen zijn die de (schriftelijke-digitale) communicatie verzorgen met burgers.
De overheid zou -kort gezegd- in haar relatie met de burger een dienstverlenende organisatie moeten zijn. Dat is steeds minder het geval, de overheid is een macht op zich en gedraagt zich, zoals iedere macht, conform de eigenschappen en ‘natuurwetten’ die machten nu eenmaal typeren. Bij ‘machten’ is sprake van preoccupatie waaraan niet te ontsnappen is. Naarmate een macht langer bestaat heeft die zich kunnen ontwikkelen en bestendigen en verkrijgt de typerende kernmerken, waaronder verreweg de belangrijkste is het consolideren van de eigen macht.
De overheid is -globaal- het geheel aan ambtenaren, die willen zekerstellen en doelen en persoonlijke intentie(s) verwezenlijken. Het creëren van zekerheden, zoals een baan, carrière, inkomen, status, pensioen en dergelijke, vormen, zeker bij deze sterke hiërarchische groep, een wezenlijke arbeidsmotivatie. Dat valt overigens de ambtenaren niet te verwijten, maar wel het systeem.
De maatschappij of burger kan in dat streven een obstakel vormen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan automatisering of outsourcing, maar ook aan moeilijk te beheren processen, ‘lastige’ dossiers of burgers. Fouten maken is in de ambtenarij slecht voor de conduitestaat en dus carrière. Ambtenaren en bestuurders houden niet van ‘gevoelige’ dossiers, maar dat zijn wel vaak de probleemzaken waarvoor een overheid zich geplaatst ziet. Dan is afschuiven of half behandelen een beproefde methode, waardoor de burger in de kou blijft staan.
De Nederlandse overheid heeft zich ontwikkeld tot een eigen, zelfstandige macht met een zichzelf in stand houdend mechanisme. Daarbij is de (rechts-)positie van de burger steeds verder op de achtergrond geraakt. Als je het aantal rechtzoekers wilt verminderen hef je griffiegeld. De burger laten betalen voor zijn inspraak of verweer (bijvoorbeeld griffiegelden) is een afweermechanisme geworden van de overheid.

Aansturing van overheidsbeleid kan alleen en uitsluitend van de politiek komen. Dat is ook het verweer tegen de anti-burger stelling: het is kennelijk de wil van ons allen. Theoretisch juist, maar in de praktijk blijkt dat dit betekent dat de overheid, zoals de Nationale Ombudsman eufemistisch in diens jaarverslag schrijft, ‘met de rug naar de burger staat’. Dat is diplomatiek Nederlands voor ‘de overheid wil het liefst niks met de burger te maken hebben’ en heeft zich ontwikkeld tot een anti-burger instelling.
Dat dit de wil van de politiek is, immers de politiek bepaalt inhoud, beleid en gedrag van de overheid, is slechts een papieren werkelijkheid geworden. Veel burgers hebben geen idee waarvoor of -tegen ze stemmen. Naarmate het politieke tegengewicht zwakker wordt, hierbij valt niet alleen te denken aan de oorzaak dat ‘showfiguren’ in politieke zin die hun intrede doen, maar ook aan het buitensporige verloop onder volksvertegenwoordigers (onder wethouders is het verloop onrustbarend), wordt de gevestigde macht overheersend.

De ambtenaren genieten baanzekerheid terwijl hun ‘bazen’, zoals wethouders, gedeputeerden en ministers, die in de praktijk nauwelijks invloed blijken uit te oefenen op het ambtelijk apparaat, komen en gaan. Op de lange termijn wint de directeur-generaal (de echte ‘koning’ op een departement) het van een minister, die zelden vier jaar zijn of haar stempel op het beleid kan drukken, laat staan een complete cultuurverandering kan bewerkstelligen. Daarvoor is lange termijnbeleid nodig.
Een volgend niet te onderschatten invloed betreft de profilerings- en dadendrang van de meeste politici op het overheidsbeleid. Ieder nieuw gekozen bestuurder wil zijn verkiezingsbelofte(s) waarmaken of in ieder geval wat ‘betekenen’ voor de kiezer/gemeenschap. In de praktijk betekent dat een nieuw sportcentrum, schouwburg of woonwijk, niet zelden de daaruit volgende erfenis (budgetoverschrijding of financieringstekort) doorschuivend. De Floriade in Almere is daarvan een voorbeeld.

Ooit heeft er binnen een ministerie een onderzoek plaatsgevonden naar de status van verschillende werkzaamheden van de ambtenaren van een departement. Daarbij bleek dat het beantwoorden van Kamervragen de hoogste status geniet en het beantwoorden van vragen/brieven van burgers de allerlaagste. Dat zegt alles over hoe er over ‘de burger’ wordt gedacht: ‘stoorzenders die ons van het werk afhouden’, terwijl het nu juist zo zou moeten zijn dat ‘het werk’ uit het dienstbaar zijn – service verlenen – aan die burger zou moeten bestaan, de hoogste prioriteit zou moeten hebben. De overheid is teveel een geldophaalmachine, een burger-onvriendelijk orgaan en vaak een geldverkwistend projecten-apparaat.

Er is wel een onderscheid in ‘soorten’ ambtenaren te maken. Zo zijn in zijn algemeenheid gemeentelijke ambtenaren die dagelijks in contact staan met de burger klantvriendelijker dan bijvoorbeeld de collega’s bij het Openbaar Ministerie, de belastingdienst, de IND, het CIJB of een ministerie.

Maatschappelijke veranderingen

Over een langere periode gerekend hebben in de samenleving grote veranderingen plaatsgevonden. Deze hebben Nederland veel goeds gebracht. De economische welvaart is na de Tweede Wereldoorlog sterk toegenomen. Veel burgers hebben daarvan geprofiteerd. Ook technologische ontwikkelingen hebben de samenleving veel voordelen opgeleverd. De mogelijkheden om zich wereldwijd te verplaatsen, informatie te vergaren en met elkaar te communiceren zijn exponentieel toegenomen. Die voordelen zijn niet alleen economisch maar ook sociaal en cultureel van aard. Mensen kunnen, ook bij afwezigheid van fysieke nabijheid, sneller en gemakkelijker met familieleden en bekenden contacten leggen en hun sociale netwerken onderhouden.

De samenleving en de parlementaire democratie zoals die in Nederland is ingericht, zijn lange tijd goed in staat geweest deze veranderingen te accommoderen. Nederland heeft zich in de loop van de 20e eeuw als democratische rechtsstaat verder ontwikkeld. De sociale voorzieningen en infrastructuur zijn, ondanks soms minder goede economische of politieke omstandigheden (zoals nu opnieuw nadrukkelijk aan de orde is), geleidelijk op een steeds hoger communicatieniveau komen te liggen. Er is een grote individuele vrijheid om zich te ontplooien en mee te doen aan het publieke debat. Dat laatste uit zich ook in een kritische pers en in gemakkelijk toegankelijke sociale media. Ook de rechtsbescherming is in de loop van de jaren toegenomen en verder verfijnd. Al deze positieve ontwikkelingen hebben vreemd genoeg niet geleid tot een groot vertrouwen van burgers in de overheid. Bovendien is vertrouwen wat anders dan tevredenheid en ontevredenheid kan op termijn vertrouwen aantasten.

Met alles dat goed gaat mogen we de ogen niet sluiten voor maatschappelijke trends die minder gunstig zijn. Ondanks de economische voorspoed en de technologische vooruitgang op vele terreinen is deze eeuw geleidelijk de onvrede bij en de ongelijkheid tussen bepaalde groepen burgers toegenomen. Uit recent onderzoek blijkt dat dit verschillende oorzaken heeft. De eerste is dat burgers door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen sociaal minder goed zijn ingebed. Door een sterkere nadruk op individuele vrijheid en toenemende sociale diversiteit zijn de verbindingen in de samenleving zwakker geworden. Daarnaast leiden meer complexiteit in de samenleving (onder meer door de gevolgen van digitalisering), een toenemende afstand tot het besluitvormingsproces van de overheid en toenemende vaste lasten tot een verminderd gevoel van grip op de omgeving. Dit verlies van controle is sterker in de groepen burgers met lagere inkomens en een lager opleidingsniveau.

Deze ontwikkelingen moeten zich vertalen in nieuwe maatschappelijke structuren en omgangsvormen. Tussen steeds sterker van elkaar gescheiden levende groepen burgers bestaan toenemende sociale, culturele en economische verschillen. Burgers hebben langs verschuivende en deels nieuwe scheidslijnen uiteenlopende belangen en opvattingen. De verdeeldheid in de samenleving lijkt in afnemende mate te leiden tot een gemeenschappelijk gedragen identiteit en perspectief. Dat laatste wordt ook moeilijker doordat nieuwe technologieën niet alleen meer informatie genereren maar ook meer mogelijkheden bieden om informatie te manipuleren en wetenschappelijke kennis in twijfel te trekken. Het maatschappelijk debat over de feiten leidt niet alleen minder vaak tot een gedeelde werkelijkheid maar wordt ook, onder meer door de opkomst van sociale media, bemoeilijkt door ruwere omgangsvormen.

Deze ontwikkelingen stellen de overheid voor problemen. Niet alleen is het aantal overheidstaken en de complexiteit van de maatschappelijke vraagstukken waar de overheid zich voor gesteld ziet, de afgelopen decennia sterk toegenomen, maar ook de verwachtingen van burgers en van degenen die hen vertegenwoordigen. Van de overheid kan echter niet worden verwacht dat zij alle problemen en de daaruit voortvloeiende onvrede bij burgers kan oplossen. Tegelijkertijd draagt diezelfde overheid, naast positieve en noodzakelijke veranderingen die zij in gang zet, niet zelden aan maatschappelijke onvrede bij. De problemen waar burgers tegenaan lopen hangen vaak samen met gebrekkig overheidsoptreden en een vervreemde ‘bedrijfscultuur’. Uit onder meer opeenvolgende rapportages van de Nationale Ombudsman komt naar voren dat bij de overheid op verschillende niveaus en terreinen aanzienlijke uitvoerings- en mentaliteitsproblemen bestaan. Een recent voorbeeld is de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst. Burgers hebben daar last van, met name diegenen die van overheidsvoorzieningen afhankelijk zijn.

Grote uitvoeringsorganisaties en decentrale overheden krijgen vaak te maken met heel complexe en daardoor moeilijk uitvoerbare wetgeving die vervolgens met behulp van nadere regels en instructies op verschillende niveaus naar de werkvloer wordt door vertaald. Dat levert niet alleen spanningen op tussen overheid en burger maar ook binnen de overheid zelf. De maatschappelijke onvrede zit niet zelden ook bij ambtenaren die geen ruimte of middelen hebben om maatwerk te bieden en vervolgens wel degenen zijn die direct met de boosheid en verontwaardiging van burgers worden geconfronteerd.

De relatie burger-overheid is daarmee niet zelden verworden tot een ‘vechtrelatie’. De overheid die zich steeds meer macht toe-eigent en de burger die steeds machtelozer, maar ook opstandiger wordt. Een eclatant voorbeeld is de zeggenschap die we allemaal recent zijn verloren over bijvoorbeeld onze eigen bankrekening. Omdat de burger zich terecht probeert te verweren tegen de geldophaalfunctie van bijvoorbeeld de gratis-geld-ophaalorganisatie CJIB (nu al ver over het miljard per jaar en groeiende) neemt ook het aantal wanbetalingen en procedures toe. Daar zit de overheid niet op te wachten en dus verzonnen ambtenaren de ‘Noord-Korea maatregel’: de overheid heeft thans de bevoegdheid om ongevraagd en onaangekondigd gekunstelde overheidsvorderingen gewoon van de bankrekening van iedere burger te halen. Voormalig minister De Jager (CDA) vond dat een goed idee omdat de burger er dan “geen omkijken meer aan heeft”. Het is de vraag of Putin (of welke andere dictator) zo een maatregel zou durven invoeren.
Het gevolg is dat de burger zich verweert. In dit voorbeeld wordt als reactie van burgers het eigen geld van de rekening gehaald om plundering van de overheid te voorkomen, zodat de burger zijn geld niet kwijt is. Daarop volgt dan weer een tegenmaatregel van de overheid: contant geld afschaffen, waarover nu gesproken wordt. En zo gaat het met alle agressieve of dictatoriale maatregelen van een steeds machtiger en autonomer wordende overheid. De burger is in gevecht met de overheid en dat heeft enorme maatschappelijke gevolgen.
Een ieder met maatschappelijke voelsprieten kan aanvoelen dat dit spanningsveld een keer tot ontlading komt. De opkomst van (populistisch) rechts met al zijn uitwassen is een uiting van onvrede. De vaak gehoorde roep dat de ‘overheid weer aan de burger moet worden teruggegeven’ moge weliswaar een impliciete onjuistheid bevatten of ongenuanceerd overkomen, de terechte onderliggende onvrede is wel een feit.

Sociaal & Groen is voorstander van een stelselherziening waarbij de individuele betrokken burger rechtstreeks invloed en een zekere medezeggenschap krijgt in het overheidsbeleid. De burger zou desgewenst de mogelijkheid moeten hebben iedere zaak, naast de reeds bestaande juridische, waarbij de overheid partij is, voor te kunnen leggen aan een Burgerkamer, de Derde Kamer, bestaande uit burgers, geinformeerd door een vertegenwoordiging van ambtenaren en de politiek.

Omdat de politiek het laatste woord moet behouden zal het politieke systeem, waarbij de gemeenteraad, provinciale staten of parlement het hoogste gezag vertegenwoordigt, ongewijzigd blijft.  De Burgerkamer kan, net zoals wie dan ook, ‘in beroep’ bij de BurgerRaad als de raad, provincie, parlement, of uitvoerend orgaan een afwijkend besluit neemt. Het vertegenwoordigend lichaam legt zich vooraf neer bij de uitkomst.
Op deze manier worden burgers betrokken bij overheidsbesluiten en procedures onafhankelijk van het verloop onder politici en hun dadendrang.
Er zal daardoor meer begrip en inzicht komen en wordt de overheid (‘de politiek’) gedwongen om naar de burger te luisteren en besluiten zorgvuldiger te nemen. Door discussie tussen ‘gewone’ burgers en de politiek, de ambtenaren en de bestuurders ontstaat er wederzijds begrip en daarmee maatschappelijk draagvlak. Bovendien zal de burger zijn belangen maximaal verdedigd zien, nu hij zijn standpunt door medeburgers (niet-politici) ziet vertegenwoordigd en beoordeeld.

Sociaal & Groen voorstel: de Burgerkamer (de Derde Kamer)

Veel politieke partijen zijn niet meer de bron van inspirerende visies en mogelijke oplossingen die ze ooit waren, maar blijken niet (meer) in staat om de werkelijke problemen aan te pakken. Dat heeft ook te maken met de versnippering, waardoor meerderheden steeds moeilijker te vormen zijn. Maar ook met de diepe geworteldheid van systemen en structuren, hetgeen de nodige visie en moed vereist om zaken aan te pakken. In een sterk gepolariseerd politiek klimaat begrijpelijk en verklaarbaar maar wel funest voor een samenleving die verder moet. Bovendien laten politieke gremia zich tegenwoordig voortdurend ‘buitenspel’ zetten door electorale overwegingen en lobbyisten. Door dergelijke ontwikkelingen is het inhoudelijke politieke debat de laatste jaren verschraald, terwijl het aantal complexe vraagstukken waarmee partijen en politici te maken hebben, alleen maar groeit en bevredigend beleid op veel terreinen uitblijft, niet in de laatste plaats door structurele organisatorische problemen binnen de overheid zelf.
De werkelijke pijnpunten van onze democratie hebben kortom te maken met het verouderde politieke stelsel, het jarenlang bezuinigen op ambtelijke deskundigheid, de inrichting van de overheid als een bedrijf, de oppervlakkigheid van politieke partijen (doorwrochte analyses en voorstellen inzake digitalisering en dataverzameling bijvoorbeeld ontbreken) en de kwaliteit van politici.

Hervorming: horizontalisering democratie

Teneinde een aantal gewenste doelen te realiseren, waarover hieraan voorafgaand (en in andere hoofdstukken) is gesignaleerd, wil Sociaal & Groen een ‘ volks- of Burgerkamer ’, de Derde Kamer, te starten bij gemeenten. Na ervaring en eventuele bijstelling kunnen deze Burgerkamers tevens worden ingevoerd bij (semi) overheidsorganen, zoals het GBLT, het UWV, de belastingdienst of de rechtspraak. Deze Kamers bestaan uit burgers, adviserend aangevuld met ambtenaren, deskundigen en/of raadsleden/wethouders, en hebben hoofdzakelijk als doel door burgers aangedragen onderwerpen te bespreken en te agenderen voor besluitvorming. Iedere burger kan een behandelingsverzoek indienen bij deze Burgerkamer/Derde Kamer. Burgers hebben daarin stemrecht, gemeenteraadsleden, ambtenaren en wethouders adviesrecht. In die Kamers kunnen standpunten worden aangenomen, die, indien dit vereist is, ter bekrachtiging moeten worden voorgelegd aan de gemeenteraad, de Staten of Tweede Kamer. De Burgerkamer kan ook een advies uitbrengen aan de volksvertegenwoordiging. Indien de volksvertegenwoordiging het standpunt van de Burgerkamer niet wenst over te nemen, kan op verzoek van de Burgerkamer/Derde Kamer een BurgerRaad een eindoordeel vellen, waarin volksvertegenwoordigers, deskundigen en ambtenaren wel stemrecht hebben. De volksvertegenwoordiging legt zich bij voorbaat neer bij de uitkomst van de BurgerRaad. Een besluit van de Burgerkamer krijgt daarmee daadwerkelijke invloed en kracht.
Omdat de gekozen volksvertegenwoordiging het hoogste orgaan is en blijft en een Burgerkamer/Derde Kamer in de visie van Sociaal & Groen initierend, ondersteunend en aanvullend is en niet vervangend, moet een besluit weliswaar overgenomen worden door de volksvertegenwoordiging, maar is de burger niet meer afhankelijk, zoals in het huidige systeem, of de politiek (een fractie) de zaak wel passend vindt in hun programma, of dat andere, partijpolitieke overwegingen een rol spelen.
Sociaal & Groen ziet zo’n Burgerkamer/Derde Kamer uitdrukkelijk dus niet als alternatief voor maar als aanvulling op de gekozen volksvertegenwoordiging. Burgerkamers halen de verdere besluitvorming dus niet weg bij politici, die voortdurend belobbyd worden en kleine meningsverschillen opblazen voor electoraal gewin, maar behandelen zaken waar het gekozen gremium niet aan toegekomen is, of niet ziet of niet van belang acht. Burgerkamers/Derde Kamer vergroten het draagvlak voor ingrijpende besluiten, zoals corona- of klimaatmaatregelen, omdat een representatieve groep burgers ze zelf heeft opgesteld en er een discussie plaatsvindt tussen deskundigen/beslissers (ambtenaren, techneuten, adviseurs, raadslieden en of wethouders) en de ‘gewone’ burger, die normaliter deze input mist.
Het burgerkamerproces wordt, anders dan de volksvertegenwoordiging, op geen enkele manier verstoord door allerlei lobby- en actiegroepen die vinden dat hun belangetjes belangrijker zijn dan die van anderen. Ook politieke spelletjes die de kwaliteit en de integriteit van het beleidsproces verstoren, zijn nagenoeg uitgesloten.
De raadgevende ambtenaren of wethouders kunnen, naar eigen inzicht, wisselen, afhankelijk van het onderwerp en hun expertise.
De samenstelling van de Burgerkamer/Derde Kamer wisselt per onderwerp, evenals van de zijde van de ambtenarij. Burgers kunnen zich voor de Burgerkamer/Derde Kamer per onderwerp digitaal publiekelijk inschrijven op basis van hun interesse of expertise.
Teneinde ‘theater’, willekeur, incompetentie en andere excessen te voorkomen, wordt de Burgerkamer/Derde Kamer niet gekozen, maar kunnen geïnteresseerde en betrokken burgers zich daarvoor aanmelden. Drempels moet worden vermeden. Alleen de voorzitter en secretaris van de Burgerkamer/Derde Kamer worden benoemd of gekozen voor een bepaalde periode, om kwaliteit en continuïteit te waarborgen.

Om uit te sluiten dat belangengroepen de Burgerkamer ‘kapen’, zoals in de politiek gebeurt,  moet de Burgerkamer/Derde Kamer een evenredige vertegenwoordiging zijn van de wijken in de stad als het gaat om de gemeentelijke Burgerkamer, de gemeenten als het gaat om de provinciale Burgerkamer en de provincies als het gaat om de Nationale Derde Kamer. Daarmee wordt het algemeen belang van de stad, de provincie en het land gediend.

Burgerkamers zijn een uitstekende vorm van horizontalisering van het democratische proces en vervangen alle bestaande vormen van overleg, beraad, inspraak, wijkraden, voorlichting en raadpleging .
Het idee van ‘uitloten’, is wellicht het meest schadelijke waarmee gemeenten experimenteren. Dat betekent volslagen willekeur met alle gevolgen. Sociaal & Groen wil de betrokken burger de ruimte geven, niet zij die het systeem misbruiken of ondermijnen.
Tenslotte vindt Sociaal & Groen dat Burgerkamers ook door fracties of gemeenteraden kunnen worden ingezet als adviesorgaan. Daarmee wordt het draagvlak voor besluiten vergroot en is er een rechtstreekse link met ‘de burgerij’.

participatieve democratie

De politiek neigt al naar dit model. Met name rond thema’s waarover de bevolking ernstig verdeeld is, zijn burgerfora een welkom smeermiddel. Zo werd in Ierland enkele jaren geleden een burgerpanel geformeerd om tot nieuwe abortuswetgeving te komen. En na de beruchte Gele Hesjes-protesten in Frankrijk besloot president Emmanuel Macron een panel met daarin 150 burgers om klimaatadviezen te vragen. Dat is mislukt omdat er geen vuist door de burger gemaakt kan worden. Met de Burgerkamer kan dat wel.

In het Friese Heerenveen bijvoorbeeld, kreeg een burgerraad opdracht om naar eigen inzicht plannen te ontwikkelen voor vernieuwingen in het centrum van deze gemeente. Maar ook  andere gemeenten bouwen – samen met het ministerie van BZK en de Vereniging Nederlandse Gemeenten – aan een ‘participatieve democratie’, inclusief digitale varianten.
Een succesvol experiment met een burgerpanel over kinderopvang uit 2017 lag aan een Belgische burgerraad (Ostbelgien) ten grondslag. In dat jaar stelden burgers na uitvoerige debatten en informatiedagen met experts een advies op aan de deelstaatregering over een nieuw model voor de kinderopvang. De politici van de regering waren dermate onder de indruk van de inzet en de adviezen van de burgers dat Ostbelgien nu geschiedenis schrijft. De deelstaat met 76.000 inwoners is namelijk het eerste gebied ter wereld waar burgers permanente inspraak krijgen op de (semi-)nationale politiek. Kenmerkend is hoe serieus burgers hun taak nemen. Maar dat proces moet verfijnd worden, geprofessionaliseerd. Dat is de Burgerkamer van Sociaal & Groen.

 

burgers hoeven zich niet druk te maken om herkozen te worden en kunnen daardoor vrijer debatteren en beslissen

 

Ook filosofen roepen op tot de vorming van een nieuwe klasse van burgerpolitici. Zoals Joke Hermsen (in haar recente boekje ‘Het tij keren’) en Daan Roovers. De laatste zei eerder in een interview met NRC: ‘Het is hoog tijd voor (democratische) vernieuwing. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het beleid een afspiegeling is van de opvattingen van de bevolking? Moeten we niet toch gaan denken aan directere vormen van democratie?’

Voordelen

  1. Het verschil met het huidige stelsel is, dat de Burgerkamer/Derde Kamer apolitiek is en niet afhankelijk van een politieke fractie. Een Burgerkamer/Derde Kamer is ‘gedepolitiseerd’, en dat is een enorm pluspunt. Scoringsdrift zet immers de toon in de moderne politiek.
  2. Anders dan in de huidige situatie, weet een burger bij een Burgerkamer/Derde Kamer dat zijn verzoek wordt behandeld, aangezien de Burgerkamer/Derde Kamer een acceptatieplicht t.a.v. het aangedragen onderwerp heeft (behoudens zaken die tegen een wet ingaan, niet tot de competentie van de gemeente of provincie horen)
  3. Met deze werkwijze wordt directe betrokkenheid van de burgers gerealiseerd, heeft iedere burger de zekerheid dat een geaccepteerde aanvraag wordt behandeld. In de behandeling worden bestuur, vertegenwoordiging en burger inhoudelijk samengebracht, waardoor het wederzijdse begrip en inzicht wordt geoptimaliseerd. Door de gedeelde beslissingsbevoegdheid is er sprake van horizontalisering van de macht.
  4. Burger, politiek en bestuur (ambtenarij) komen samen. De directe uitwisseling van standpunten en belangen levert betrokkenheid en wederzijds begrip op.
  5. De uit betrokken inwoners bestaande organen kunnen verschillende tekortkomingen van gekozen politieke gremia compenseren.
  6. Met name rond thema’s waarover de bevolking ernstig verdeeld is, zou de Burgerkamer/Derde Kamer een welkom smeermiddel kunnen zijn.
  7. Het is zowel democratisch als doeltreffend om burgers zelf aan de slag te laten gaan met plaatselijk beleid, op allerlei gebied.
  8. Fracties of gemeenteraden kunnen de Burgerkamer/Derde Kamer als adviesorgaan inzetten waardoor er een directe link is met de ‘burgerij’.
  9. Met burgerkamers wordt tegemoet gekomen aan de brede wens van de bevolking om meer inspraak en betrokkenheid.

​*) zie ook

voorstel democratische hervormingen  (stempas);

interview Publiek denken democratie failliet?

​bron: Raad van State

 

STANDPUNTEN / VERSCHILLEN PER PARTIJ (burger-overheid)

VVD

PVV

CDA

D66

GroenLinks

PvdA

SP

Sociaal & Groen              – Burgerkamers instellen;

Leave a Reply