Op de internationale ranglijst van de Democratie-index van The Economist staat Nederland op de 11e plaats, de laagste om nog voor ‘’volwaardige democratie’’ aangemerkt te worden. De eerste vijf zijn, op Nieuw Zeeland na, allen Scandinavische landen. Op allerlei andere internationale ranglijsten behoort de Nederlandse democratie tot de top.
Verkiezingen in organisatorische zin verlopen in Nederland zeer democratisch en correct. Gevallen van corruptie of fraude zijn hoge uitzonderingen. Het passieve en actieve kiesrecht maakt participatie welhaast onbegrensd. We kennen alleen een leeftijdsgrens. Dit heeft zeer ingrijpende gevolgen, maar daarover gaat een ander Sociaal & Groen voorstel (stemkwalificaties). De rechterlijke macht in Nederland – die medeverantwoordelijk is voor borging van vrije verkiezingen – is weliswaar vaak niet integer, maar wel onafhankelijk. Ook op het gebied van vrijheid van meningsuiting is Nederland een gidsland in de wereld. Maar wel iets minder leidend dan wat betreft faire verkiezingen, omdat we nog een paar juridische belemmeringen – zoals het verbod op ‘beledigen’ – hebben. Maar columnisten, journalisten, media en politici genieten een zeer hoge mate van vrijheid om de regering te bekritiseren.
Wat kan er derhalve nog verbeterd worden aan de Nederlandse democratie? Als we ons beperken tot het nationale niveau kan gesteld worden dat Nederland, qua parlementaire toegankelijkheid, bijna niet vrijer en democratischer kan. Iedereen kan een partij oprichten, daarvoor gelden een paar minimale voorwaarden en iedere partij kan deelnemen aan verkiezingen. Nederland kent geen kiesdrempel of andere beperkende maatregelen. Het gevolg is dat het parlement behoorlijk versnipperd is en dat het aantal kleine tot zeer kleine fracties (eenmansfracties) relatief hoog is, dat op zich weer complicerend werkt.
De zetels in de Tweede Kamer worden verdeeld n.a.v. het aantal uitgebrachte stemmen. De regels voor restzetels en dergelijke kunnen mogelijk worden verbeterd, maar grosso modo gebeurt dit integer, open en redelijk.
Als de nieuwe parlementariërs zijn geïnstalleerd moet er een kabinet gevormd worden. Nu gaat het open en democratische gehalte volledig op de helling. In Nederland zijn kabinetsformaties een schimmig en ongereguleerd ritueel. Allerlei ongeschreven regeltjes, waarbij bijvoorbeeld de grootste partij het initiatief neemt, is er een. Ook welke partij de premier mag leveren, is een traditie. Dat gepoogd moet worden een Kamermeerderheid in het kabinet vertegenwoordigd te krijgen, is een andere.
De samenstelling van het kabinet is afhankelijk van gekonkelfoes tussen partijen, hun fracties en politici. Dat gebeurt in beslotenheid, althans dat is gebruikelijk. Welke partijen in de regering komen is volstrekt onzeker, dat hangt af van genoemde interne bilateraaltjes en deals. Dat betekent dat het geenszins vast staat dat de partijen (of de partij) die de verkiezingen gewonnen hebben, ook de nieuwe regering vormen. In Nederland moet eigenlijk twee keer gewonnen worden, namelijk de verkiezingen én de formatie.
Mogelijk dat dit atavistische ritueel ertoe leidt dat Nederland onderaan bungelt in genoemde internationale ranking.
Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat de PvdA onder Den Uyl in 1977 grandioos de verkiezingen won met een historische zetelwinst, maar door het CDA en de VVD buiten de regering werd gespeeld. De vraag, wat nu de stem van de kiezer waard is, is derhalve een legitieme.
De facto heeft de kiezer wat te vertellen over het aantal Kamerzetels per partij, maar niets over de samenstelling van het kabinet en dus ook niet over het toekomstig beleid. Sociaal & Groen is van mening dat dit, mede gegeven de steeds problematischer wordende formaties, een niet langer houdbaar en gewenst model is.
Als we het parlement als hoogste politieke macht beschouwen, zou daar de concentratie van de macht dienen te liggen, dus ook als het gaat om kabinets- en beleidsvorming. Velen zullen veronderstellen dat dit nu al het geval is, maar dat is een theoretische werkelijkheid, zoals hierboven aangegeven. Kabinetten ontlenen hun macht inderdaad aan meerderheden, maar die zijn gebaseerd op regeerakkoorden, en daar is geen kiezer aan te pas gekomen. De macht ligt weliswaar bij het parlement, maar die is ‘flexibel’, en kan alle politieke kanten uitslaan. Als per definitie na verkiezingen de kiezer zowel een links, midden als rechts beleid moet accepteren, is volkszeggenschap een wassen neus.
regeerakkoord als molensteen
Voor Kamerleden van politieke partijen met regeringsverantwoordelijkheid, levert deze deelname een extra probleem op: het principe van dualisme – ‘de regering regeert, de Kamer controleert’ – kunnen ze niet meer naleven. In de dagelijkse praktijk in het huidige Nederlandse parlementaire systeem geldt de macht van de meerderheid (minimaal 76 zetel) die het beleid van de regering (moeten) steunen. Zelfs wanneer de regering grote fouten maakt. Zelfs wanneer de regering liegt, misleidt of informatie achterhoudt: moties van wantrouwen blijven kansloos. Elkaar vast houden is een doel op zich, niet de inhoud van beleid of politiek.
Artikel 68 van de Grondwet luidt: ‘De ministers en de staatssecretarissen geven de Kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.’
Een transparante overheid is een van de pijlers van een vrije, open en democratische samenleving. Burgers hebben het recht om te weten hoe hun regering tot beleidsbesluiten komt. Media – specifiek de parlementaire pers – kunnen zo hun rol als kritische volger, onderzoeker en duider van de politiek vervullen. Het komt voor dat een Kamerlid van een niet-regeringspartij een ander antwoord krijgt dan een identieke vraag van een ander Kamerlid, wiens partij wel deel uitmaakt van de regering.
Dat is geen incident. Ministeries geven zelfs op de meest basale informatievragen geen, onvolledig of tegenstrijdig antwoord aan de Tweede Kamer. Een Kamerlid moet dan veel tijd hebben om standvastig door te blijven vragen tot het juiste antwoord is verkregen. Waar dit toe kan leiden, hebben we gezien in de toeslagenaffaire. Oppositiepartijen moeten een loopgravenoorlog met Kamervragen voeren; zij missen de comfortabele positie van hun collega's, lid van de regering.
In het huidige systeem is het regeerakkoord een molensteen om ieders nek, nadat er maanden, soms zelfs langer dan een jaar, over vergaderd is. Dat is met het Sociaal & Groen-voorstel verleden tijd, want het initiatief voor beleid komt van het parlement, waarbij de regering een uitvoerende taak heeft, de taak die haar ook ten principale toekomt. Het recht op initiatief zou ook kunnen gelden voor de regering. In die zin verandert er grondwettelijk niets, maar in praktische zin wel.
Sociaal & Groen voorstel kabinetsvorming
naar een basisidee van Kees Alders (teamlid)
Het Sociaal & Groen voorstel komt erop neer dat kabinetten per lid in functie worden aangesteld. Dat betekent dat niet één partij, maar het gehele parlement - los van enige partijpolitieke binding – een minister en staatssecretaris aanstelt. Dat gebeurt bij openlijke sollicitatie. Dat betekent dat iedereen - dus ook gegadigden buiten de politieke arena- kan solliciteren voor een ministerspost en dat het parlement in meerderheid besluit over aanstelling, maar ook over functioneren en ontslag.
In de praktijk betekent dit dat een minister geen partijpolitieke binding hoeft te hebben, maar dat mag wel. Het hele spel van formatie, ‘wie wil met wie’(1), het regeerakkoord (2) en het spel van de poppetjes (3), is daarmee verleden tijd. De meerderheid van de Kamer stelt aan op grond van geschiktheid. Die bevoegdheid kan in handen van een sollicitatiecommissie gelegd worden, en kan zelfs uitgebreid worden met (externe) deskundigen. Uiteindelijk beslist het parlement.
In dit systeem komt de stem van de kiezer volledig tot zijn recht: een grote fractie kan meer wetsvoorstellen al dan niet steunen en heeft op grond van zetelaantallen meer kans op realisatie van het eigen programma. Per onderwerp zullen meerderheden moeten worden gezocht, de ultieme en zuivere weerspiegeling van de democratische wet van de meerderheden. Bijkomend voordeel is dat polarisering en politisering wordt verminderd: er zal meer moeten worden samengewerkt en conflicten werken averechts. De tegenstelling regeringspartijen – oppositie, verminderd namelijk.
Na verkiezingen wordt het kabinet demissionair en begint de Kamer met (her-)benoemingen van ministers. Per aanstelling verliest de gekozen bestuurder zijn demissionaire status.
Verbetering van democratie zie ik zeker in dit voorstel, echter vraag ik mij af, gezien het grote electoraat van populistisch, extremistisch rechts of het de macht van extremisten vergroot. In combinatie met radicaal rechts (VVD) en rechts van het midden (CDA), die samenwerken met extremisten niet schuwen, dus in opvattingen niet zo héél veel verschillen, lijkt mij hun invloed toe te nemen. In de huidige situatie worden ze vanwege ongrondwettelijke en irreële partijprogramma `s, buiten gesloten en dat is een positie waar ik ze liever zie dan in een machtiger positie. Een vraag die bij mij als leek opkomt en waar ik graag feedback op ontvang.
Dat is inderdaad een punt: partijen op de flanken zullen meer invloed kunnen uitoefenen. Maar wanneer zij ongrondwettelijke voorstellen doen, mogen we er denk ik vanuit gaan dat de meerderheid ze niet steunt. Daarentegen wordt het veel moeilijker dan in de huidige situatie om minderheidsstandpunten door te voeren, vooral als het gaat om blokkades (ik denk dan als voorbeeld een meer liberaal drugsbeleid dat al decennialang een ruime meerderheid heeft in zowel de samenleving als door de kamer, maar dat telkens geblokkeerd wordt doordat er christelijke partijen in de regering plaatsnemen). Hoe dan ook: radicale voorstellen kunnen ingediend worden. Het is niet altijd gezegd dat de regelgeving beter zal worden – soms wel, soms niet. Ik denk dat het neutraal zal uitpakken. Wel denk ik dat de regelgeving beter wordt in die zin dat ze beter democratisch gedragen zou zijn. Maar wat het volk in meerderheid wil is natuurlijk niet altijd van alle standpunten bekeken altijd maar ‘goed’.
Ik voel heel goed wat je bedoelt Jan. Maar laten we wel eerlijk zijn, dit is ingegeven uit persoonlijke voorkeur, die ik overigens meer dan volledig met je deel. Het onderhave WHD-voorstel is beredeneerd vanuit de wens voor democratisering en transparantie (democratische hervormingen) en niet vanuit – hoe sympathiek ook – vanuit een persoonlijke politieke visie te koppelen aan regelgeving. Als je rechts (het hele verrotte zooitje daaronder begrepen, van semi-fascisten tot aan racisten) wilt bestrijden, mag je nooit regelgeving naar je hand zetten. Je zou dan ook voor een kiesdrempel kunnen zijn en die leggen bij acht zetels, zijn we mooi van het zooitje af. Maar bij een volgende verkiezing kon je dit wel eens opbreken, als Gl, SP, PvdD, Volt, BIJ1 en PvdA daaronder zakken. M.a.w.: bestrijd je opponenten ergens anders. Het gevolg van het WHD-voorstel is inderdaad dat er een kans bestaat dat bijv. F(Sch)orum voor Democratie een ministerspost krijgt. Niet leuk, maar wel een afspiegeling van de democratische werkelijkheid; net zoals ze in de Kamer bestaan. Maar er zit ook een positieve kant aan die jouw en mijn voorkeur bevredigt. Lid van het kabinet betekent verantwoordelijkheid krijgen èn afleggen. Nu kunnen deze partijen achterover leunend hun politieke gal spuien en daardoor verder groeien. In het WHD-voorstel lopen ze constant tegen de Kamerverantwoordelijkheid aan. De Kamer kan ze alsdan – nu zonder de bescherming van een coalitie- wegsturen. Ik kan me voorstellen dat dit een hoop negatieve publiciteit oplevert voor de partij en bij instabiele ruziezoekers-partijen leidt tot interne verdeeldheid. Kun jij je een betere bestrijding van deze clubs voorstellen?
Beste WHD,
Elke poging het democratische gehalte van ons politieke systeem te versterken is mij uit het hart gegrepen. Ik juich het voorstel van Kees Alders (en Wim) dan ook toe.
Ik begrijp dat vooral wordt gefucussed op het tegengaan van beslissingen die in informele onderonsjes worden genomen en die niet garanderen dat de kiezer wordt gehoord. Ik heb hier wel eens over nagedacht, maar meende dat een dergelijke gang van zake onvermijdelijk is.
Het voorstel (compliment voor de originatiteit) beoogt meer directe invloed van de kiezer en minder achterkamertjes, middels een breed gedragen regering waarin alle partijen een post kunnen verwerven, als ik het goed begrijp. Het is een voorstel dat herculische intellectuele capaciteiten van me vergt om de consequenties van het voorstel in de praktijk te overzien. Dat lukt me nog niet. Daarom vraag ik de bedenkers me te helpen met een realistisch voorbeeld over hoe dit in de praktijk zal uitwerken. Want daar gaat het om: politici zijn er meesters in lak te hebben aan formele regels, er wel openlijk prat op te gaan ze respecteren, maar eromheen toch hun doelen proberen te bereiken. Gaat het met de nieuwe regels niet linksom, dan maar rechtsom. Omdat me dit overzicht ontbreekt heb ik een paar vragen. Het zijn in feite vragen om hulp.
1. Waarom zouden partijen voorafgaand aan de kiesprocedure niet alvast met elkaar afspreken (in de achterkamer) kandidaten van onwelgevallige partijen sowieso uit te sluiten? Als die partijen een kongsi vormen die de meerderheid heeft, gaat dat lukken.
2. Praktische politiek is zoeken naar macht. Elke partij zal macht willen uitoefenen in zo’n regering. Dat betekent dat het ideaal van de beste man op een ministerspost niet zal worden nagestreefd. Partijen hebben daar geen belang bij.
3. Er is moeilijk een ‘sollicitatiecommissie’ denkbaar die onafhankelijk is. Hoe moet je die samenstellen? De grootste partijen zullen de grootste vinger in de pap willen hebben en daar is uit democratisch oogpunt zeker iets voor te zeggen.
4. Stel dat er toch een breed gedragen regering komt uit alle geledingen, en de regeerdoelen komen in eerste instantie vanuit de kamer, dan nog zullen er voortdurend strategische, en dus politieke, besluiten door de regering moeten worden genomen. Alleen ad hoc regeren gaat nu eenmaal niet, een regering moet slagvaardig kunnen zijn. Hoe komen die politieke keuzes dan totstand als de regering volledig is versnipperd?
Dit zijn de eerste vragen die nu bij me opkomen. Mijn indruk van het voorstel: een idealistisch, moreel zinnig antwoord op democratische lacunes. Maar ik vrees dat de achterkamertjes erdoor niet verdwijnen, maar zich verplaatsen.
Ik ben misschien een pessimist die de ethische attitude van de gemiddelde politicus onderschat, maar ik onderschat niet de gewiekstheid van de gemiddelde politicus. Die wordt daarop geselecteerd.
Enfin, ik ben er nog niet uit. Maar misschien jullie wel.
Ik wens ons inzicht en wijsheid in de morele, pragmatische, opportunistische en praktische aspecten van het voorstel.
Grote groet,
Joost Heyink
Joost, dat zijn interessante punten, en daar moet zeker een antwoord op gevonden worden. Ik ga je vragen stuk voor stuk af met jouw nummering.
1. Het is inderdaad een gevaar dat partijen een kongsi gaan vormen om hun ministers als enigen in het kabinet te krijgen. Eigenlijk zijn we dan weer terug in het huidige systeem, maar dan minder expliciet. Ik zou makkelijk kunnen zijn en zeggen: omdat formeren zo’n moeizaam proces is, is dit onwaarschijnlijk. Toch is het jammer dat het systeem zo teniet kan worden gedaan. We kunnen, om het alternatief krachtiger te maken, misschien denken aan een paar aanvullende maatregelen, zoals:
a. ministers mogen geen partijlidmaatschap hebben (zij geven hun partijlidmaatschap op)
b. ministers worden niet na de verkiezingen, maar jaarlijks gekozen en/of geëvalueerd (succesvolle ministers kunnen dan dus ook over de verkiezingen heen blijven zitten)
c. de kandidaatstelling is openbaar
NB: ik verzin dit niet ter plekke overigens. Omdat ik dit voorstel al een tijdje overdenk, had ik ook deze maatregelen al eerder verzonnen. De vraag is dan: hebben die niet ook weer nadelen, om te beginnen dat het proces misschien teveel beperkt wordt?
2. Het gevaar is inderdaad dat partijen inderdaad proberen om een minister van ‘hun kleur’ op een positie te krijgen. De maatregelen die ik hierboven noem kunnen ook dat (tot op zekere hoogte) tegengaan.
3. Er is inderdaad wat voor te zeggen dat de grootste partijen de meeste invloed zouden moeten hebben in de sollicitatiecommissie, maar er is ook wel wat tegenin te brengen. Als we dit écht niet willen, dan zouden we die commissie misschien juist buitenparlementair kunnen maken – bijvoorbeeld de Raad van State die dit op zich neemt. Of (een tussenvorm) het presidium.
4. Ik denk dat de kamer meer slagkracht zou moeten krijgen. Daar valt ook los van dit systeem wat voor te zeggen, want met vel kleine fracties is het toch al erg lastig om als kamerlid én all round te zijn én de diepte in te gaan. Ik denk dat een kamerlid best een staf van vier medewerkers zou moeten hebben. Misschien zijn dit ook ambtenaren op de betreffende ministeries, die de facto al toegang hebben tot informatie die nu altijd via de regering moet komen.
Beleidsverandering gebeurt meestal maar op één terrein. De kamer zou ook per terrein een commissie aan kunnen wijzen die een bepaalde richting uitwerkt. Dat zal dan een commissie zijn die gedragen wordt door een meerderheid in het parlement die het qua richting met elkaar eens is. Precies als een coalitie dus maar met die verschillen dat I. het gaat slechts over één beleidsterrein, II. de commissie bestaat slechts in de ontwerpfase van het beleid.
Helemaal zonder achterkamertjes kan het niet. Dat is denk ik ook niet wenselijk. Er moet immers informeel overleg kunnen zijn. Maar zoals het nu gaat met de coalities, vind ik dat veel teveel. Feitelijk wordt na de verkiezingen gewerkt om zo snel mogelijk het parlement voor vier jaar buiten spel te zetten.
Joost, in dit WHD-voorstel schuilen meerdere positieve effecten. Voor mij zijn de ‘hoofdvoordelen’ dat de niet-compenentiefactor bij ministers- en staatssecretarissen wordt vervangen door competentie-gerichte benoemingen (thans zijn deze politiek ingegeven), het initiatief tot beleid (w.o. wetsvoorstellen) verschuift van kabinet naar Kamer, het regeerakkoord wordt afgeschaft en een bredere vertegenwoordiging van de samenleving in het kabinet mogelijk wordt (nu alleen coalitieleden). Ook zal het benoemingstraject open worden, die lopen namelijk via een sollicitatiecommissie en het parlement (dat besluit). Je schrijft dat politici lak hebben aan regeltjes, maar hier kan niemand omheen. Je ziet het juist dat de kiezer indirect meer invloed krijgt omdat nu de hele Kamer in openheid over benoemingen beslist en het niet meer mogelijk is dat een paar fractievoorzitters op een bierviltje onder een dinertje het kabinet samenstellen. Nu je vragen:
1) Partijen hebben geen volledige zeggenschap meer over de kandidaten; iedereen mag op een post solliciteren. Natuurlijk zal het voorkomen dat partijen kandidaat-steun afspraken maken. Maar dan hebben ze wel een meerderheid nodig. Met hoe meer partijen je steun-afspraken wilt maken -nodig voor een meerderheid- hoe meer je tegen onoplosbare problemen aanloopt. Als er zeven partijen nodig zijn voor een meerderheid zullen alle zeven minimaal ook een eigen kandidaat gesteund willen hebben. Dan krijg je discussies over de zwaarte van de post (“jouw financienminister krijgt een zwaardere functie dan mijn landbouwkandidaat dus ik wil een staatssecretaris extra in ruil”) en de weging van de fractiegrootte. Ik zie al die discussies over sekse, leeftijd en afkomst enz. enz. al voor me. En dat met zeventien fracties. Met andere woorden, veel succes met deze poging tot verdeling. Vergeet ook niet de andere gevolgen van dit besluit die hierop inwerken: voor ieder voorstel (wetsontwerp, motie, enz.) moet een meerderheid gezocht worden. Dus ze hebben elkaar -ook de kleine fracties die soms doorslaggevend kunnen zijn (CU)- nodig. Dat betekent een noodzakelijke brede vertegenwoordiging van de Kamer in het kabinet. Overigens moeten we niet proberen alles volledig dicht te willen timmeren. Dit WHD-voorstel sluit enorm veel ongewenste bijwerkingen uit en is een behoorlijke democratiseringsslag. Dat is grote winst en voldoende.
2) Zeker is ‘de hele politiek’ gebaseerd op stemmen en dus machtsverwerving. Maar dat lukt niet met dit voorstel. Sterker, het sluit machtspolitiek uit. Er is namelijk voor iedere benoeming een meerderheid nodig, nadat ook nog de selectie/sollicitatiecommissie een aanbeveling heeft gedaan, en daar kunnen externe deskundigen in zitten. Zo kan ik mij voorstellen dat uit een psychologisch (competentie-)onderzoek mensen ongeschikt worden verklaard of uit een antecedentenonderzoek kandidaten worden afgewezen. In mijn boek is een lange lijst van Kamerleden opgesomd die met justitie in aanraking zijn geweest. Afhankelijk van de ernst worden die dan gefilterd. Daar kan één partij het – vanuit machtspolitiek – nooit van winnen als dit in een benoemingsdiscussie publiekelijk aan de orde komt. Nu komt het aan het daglicht gedurende het ministerschap.
3) Honderd procent onafhankelijk is onmogelijk. Ik zie niet in waarom de Kamer nu tientallen commissies kan samenstellen, waaronder ook onderzoeks- en enquêtecommissies en geen sollicitatiecommissie. Als je als persoon of partij wilt schitteren moet je voorzitter worden van een enquêtecommissie. Enorme publiciteit, positieve uitstraling en integriteitsdemonstratie. We hebben nooit (zware) conflicten over die benoemingen, ook niet over de voorzitters van de vaste Kamercommissies (per ministerie). Ik zie dus niet in waarom dit nu bij uitzondering wel het geval zou zijn. Bovendien is er een stok achter de deur: geen commissie geen eigen kandidaat.
4) Die besluiten moeten inderdaad worden uitgevoerd door de regering. De regering mag daarover zo verdeeld zijn als ze wil, maar er ligt een superieur Kamerbesluit en dat moet simpelweg uitgevoerd worden. De betrokken minister mag uitleggen waarom hij/zij dat niet wil. Het is aan de Kamer of ze dat accepteren of hem/haar vervangen. Anders dan nu, waarbij een bestuurder dat kan weigeren, want hij/zij wordt altijd gedekt door de coalitiepartijen. Maar dat bestaat in ons voorstel niet meer.
Overigens sluit het WHD-voorstel een slagvaardige regering niet uit. Als de regering goede argumenten meent te hebben om ad-hocbesluiten te nemen, worden ze slechts belemmerd door verantwoording achteraf aan de Kamer. Bestaande praktijk en blijft in het WHD-voorstel.