Herinneringscultuur en hypocrisie

column

06/06/2024

 

Waarom herinneren we? Simpel. Omdat wij als menselijke wezens niet alleen een geografisch zone beslaan maar ook een temporele. Onze horizon strekt zich uit naar dat wat komt maar ook naar was niet meer is. We zijn onze herinneringen en onze verwachtingen.
Maar waarom doen we ons best om vreselijke dingen te herinneren? Waarom maken we als samenleving werk van het in leven houden van de herinnering aan de vernietigingskampen van de holocaust? Die kun je toch beter vergeten? Die gruwelperiode laat ons zien dat er maar weinig nodig is om ons aan de chaos over te leveren. Waarom willen we onszelf dat navertellen?
Het antwoord dat steevast gegeven wordt is dat we herinneren omdat we weten dat wijzelf en de nieuwe generaties die in ons midden opgroeien de neiging hebben het verleden te herhalen. De vermeende lessen uit de geschiedenis staan onwennig in de schoolboeken omdat ze weten dat we er niet van leren.
En dus herinneren we heel hard. Verhalen vertellen. Foto’s tentoonstellen. Musea inrichten. Minutenlang stilstaan. Je kunt de Westerse samenleving van na WOII deels omschrijven als een herinneringscultuur. Hoe beter en ernstiger we herinneren, hoe groter de kans – zo denken we – dat het afslachten van miljoenen Joden, Roma en Sinti (en andere groepen) zich niet zal herhalen.

Herinnering als vertier
In de herinneringscultuur staan we plechtig stil bij een kwaad dat groter is dan ons voorstellingsvermogen. Tegelijk lukt onze participatie het best wanneer die herinnering tot ons komt in de vorm van vermaak.
In films en tv-shows over de Tweede Wereldoorlog en vooral de holocaust komen de gruwelen zowel dichterbij als verder weg te staan. We zien wat de Joden overkomt tot in het kleinste gruwelijke detail. Maar de verstikking is geënsceneerd en het bloed is ketchup. En na de show gaan we lekker naar bed wetend dat de acteurs goed zijn betaald. We sluiten een dagje D-Day af met lekker chillen op het strand.
Zo ontstond de worsteling om levend te houden wat we niet onder ogen kunnen zien.
Tussen gruwel en vertier. Vlak na V-Day is er een heilig besef van het nooit weer. Nu, bijna 80 jaar later, is er een krampachtig vasthouden van iets dat steeds minder werkelijk is en met elke episode steeds minder bitter smaakt.

 

Witte graven
Het is in dit spanningsveld dat een nieuw soort hypocrisie kan ontstaan. Of misschien moet ik zeggen dat het spanningsveld tussen het vermaak van de fictie en de gruwel der werkelijkheid, maar één symptoom is van een verwrongen omgang met de herinneringscultuur. Er zijn er meer.
Wat doen we als het herinneren niet langer de politieke agenda of heersende ideologie dient? Antwoord: terwijl een nieuwe agenda wordt gevolgd, gaat men nog harder herinneren. Nog ernstiger. Nog publieker. Nog stiller. Met nog mooiere musea kransen en graven.
Geen beter voorbeeld natuurlijk dan Jezus’ strijd met de religieuze leiders in het Palestina van 2000 jaar geleden. Hij verwijt ze dat ze de graven van de profeten wit pleisteren en daarmee eigenlijk instemmen met hun eigen voorouders die die profeten ombrachten. Een sterk staaltje sarcasme dat in zijn narratief in de evangeliën meteen ook wrang smaakt.
Het past op zijn beurt in de geschiedenis van het ontluikend Europese antisemitisme.
Want kijk maar eens in het als laatste geschreven Johannesevangelie. Daar zijn de schriftgeleerden en farizeeën van de ander evangeliën ineens ‘de joden’ geworden. De hele groep wordt gedemoniseerd.

Een nieuwe hypocrisie 
Op gelijke wijze zijn er in de afgelopen maanden publieke gebeurtenissen geweest die je zou kunnen omschrijven als het wit pleisteren van graven. Gebeurtenissen die schril afsteken bij de oorlog in Gaza. Schril in de afwezigheid van daden en woorden die zouden moeten corresponderen met het wit pleisteren. En schril in daden die ongepast zijn.
Je kunt namelijk niet de holocaust herdenken en plechtig beloven dat dit nooit weer mag gebeuren als je niet ook kijkt naar het nu waarin opnieuw dingen gebeuren in Gaza die maar al te zeer lijken op de dingen die we aan het herdenken zijn.
Opnieuw laten we zien dat we goed zijn in herinneren. Maar ook dat we selectief herinneren en dat we het herinneren tegen elke prijs ten dienste stellen van onze huidige politieke belangen en ideologieën. En zo vallen we ten prooi aan hypocrisie.
Een prijs die we bereid zijn te betalen.

De oorlog in Gaza slaat onze zelfvoldane herinneringscultuur aan diggelen. We willen onszelf zo graag zien als beschaafde haters van onrecht, als bedeesde kransleggers die gevallenen en vermoorden herinneren. Dat kunnen we, want wij zijn immers niet zoals de onrechtplegers van weleer. Wij zijn brave pleisteraars van witte graven.

Nieuwe definities
Volgens Arnon Grunberg in zijn post op LinkedIn van een paar dagen geleden worden we temidden van de vele stellingnames voor en tegen Israël opnieuw gedwongen de Jood te definiëren. Maar is dat zo. Is het juist niet het tegenovergestelde? Staan we niet voor een andere keuze? Of we accepteren herdefinities die ons slinks, onder het mom van ernstig herinneren, worden opgedrongen of we blijven staan voor de definities die
we hadden. En het gaat daarbij niet alleen om de definitie van Jood of Israël, maar ook de definities van antisemiet, herinnering, rechtvaardigheid en waarheid.
In onze specifieke hypocrisie van vandaag spelen we taalspelletjes die het religieus-ideologische wit pleisteren moeten faciliteren. Zo weten we niet het verschil tussen antisemitisme en antizionisme. Ook vergeten we hardnekkig dat Israël en Jood twee verschillende dingen zijn.
De Tweede Kamer doet een oproep tegen antisemitisme vanwege de verstoring van een optreden, terwijl inmiddels meer dan 35000 Palestijnen door de IDF over de kling zijn gejaagd. Terwijl de regering F-35 onderdelen blijft leveren aan Israël, schudt de premier het hoofd en zegt hij dat het niet goed gaat met het antisemitisme in Nederland.
Dit doet iets met het herinneren. Wie oplet, kan zien dat het herdenken minder de functie heeft van het verleden in gedachten te brengen dan het verhullen van een omissie en het oppoetsen van de eigen reputatie. Wie zijn ogen opent, kan zien dat het herdenken de functie heeft van het onzichtbaar maken van racisme en islamofobie.
Vreemd genoeg juist door te waarschuwen tegen antisemitisme.
En net zoals we nu de graven wit pleisteren van de mensen die we in de Tweede Wereldoorlog zo effectief op transport zetten naar het oosten, zo zullen we over twee generaties mooie woorden wijden aan de Palestijnen in Gaza die omgebracht werden met behulp van Westerse wapens en erkennen dat we fout waren.

Gevecht
Het vreemde is dat de herinneringsdaad en de daad die straks beweend en herinnerd moet worden zonder probleem naast elkaar kunnen bestaan. En dát heet hypocrisie.

In de herinneringscultuur na Auschwitz pleisteren we de graven van de gevallenen wit, terwijl we tegelijk bezig zijn met het creëren van nieuwe gevallenen.
In de herinneringscultuur belijden we de jure onze schuld maar de facto onze onschuld. We zeggen pro forma ‘nooit weer’ en menen het ook terwijl we ad libitum alweer een bijdrage leveren aan de volgende pogrom.
En zo berokkenen we niet alleen veel schade aan het Palestijnse volk, maar zijn wij onderdeel van de voorbereiding van een nieuwe golf van antisemitisme.
Het gevecht dat we moeten voeren is om de dingen te zeggen zoals ze zijn en om de spindokters van de retoriek hun onschuld te ontnemen. We willen geen nieuwe definitie van Jood of antisemiet, maar het gebruik van die begrippen tegen het licht van de realiteit houden.

Deel dit artikel:

Geef een reactie