economie
De Nederlandse economie draait nog redelijk goed, maar er zijn duidelijke signalen dat we moeten nadenken over de economie van de toekomst. We staan voor uitdagingen. Sociaal & Groen gaat die uitdaging aan en durft de oude vastgeroeste vanzelfsprekendheid van ongeremde economische groei ter discussie te stellen. Er is een einde aan wat de wereld kan produceren.
Op meerdere punten loopt de economie tegen grenzen aan. Een krappe arbeidsmarkt, het gebrek aan fysieke ruimte en grondstoffen laten zien dat het niet altijd maar door kan gaan. Tegelijkertijd dienen zich bezuinigingen op de begroting aan, zodat er minder publiek geld te besteden is om deze knelpunten aan te pakken. Maar geld, ongeacht hoeveel, schept sowieso geen oplossing meer. Overschrijding van grenzen betekent bovendien meer problemen. Om ons goed voor te bereiden op de toekomst zijn dus keuzes nodig.
‘Dat er een behoorlijke uitdaging ligt de komende jaren, staat behoorlijk buiten kijf.’
Han de Jong
Econoom
Wat is economische groei?
Economische groei is de stijging van de economie ten opzichte van een eerder meetpunt.
Die economische activiteit wordt gemeten aan de hand van het bruto nationaal product (bnp) of bruto binnenlands product (bbp). Door de verandering over een bepaalde periode (een maand, kwartaal of jaar) te bekijken is de groei meetbaar. Wanneer de groei negatief is, spreken we van economische krimp. De verandering kan ook berekend worden per hoofd van de bevolking waardoor de uitkomst kan afwijken als een gevolg van een toe- of afname van de bevolking.
Economische groei is te bewerkstelligen door de inzet van meer productiefactoren zoals land en natuurlijke hulpbronnen, arbeid en kapitaal, maar ook menselijke kennis als innovatie en organisatievermogen.
Waarom einde aan groei?
Een economie draait op mensen, ruimte, kapitaal en grondstoffen.
Nederland kan in oppervlakte niet groeien, tenzij we grote delen van de Noordzee droogleggen. Land als productiemiddel is nagenoeg uitgeput. Nederland heeft ook geen natuurlijke hulpbronnen meer. De gaskraan is nu dicht, nadat de mijnen al eerder waren gesloten. Arbeid aan blijven trekken is beperkt mogelijk. In de eerste plaats moeten al die nieuwe arbeidskrachten ook wonen en reizen en doen zij een beroep op zorg en onderwijs. Daarnaast blijkt de werving van buitenlandse krachten steeds moeilijker te gaan. Ook daar lopen we tegen grenzen aan, zeker als de wereldbevolking krimpt en ontwikkelingslanden hun levensstandaard en economie opvijzelen. Blijft dus over kennis en innovatie.
Tot het begin van de jaren ‘70 had men alleen oog voor de voordelen van economische groei. Alle landen streefden ernaar de groeivoet van hun economie op te drijven. In de laatste decennia is men langzaam tot de vaststelling gekomen dat aan de economische groei ook heel wat nadelen verbonden zijn.
Onze infrastructuur kan de groei niet meer bijbenen en op termijn ook niet meer aan. Hierbij valt te denken aan de grenzen van ons wegen- en spoornet, maar ook aan ons elektriciteits- en waterverbruik en de gigantische (chemische) afvalbergen die we veroorzaken. We zijn tegen onze capaciteitsgrenzen aangelopen.
Financiële ruimte
De overheid kan groei stimuleren maar daarvoor is erg veel geld nodig. In plaats daarvan zullen er voor de komende jaren flinke bezuinigen moet worden doorgevoerd (voor 2024 en 2025 minimaal 17 miljard). Nederland wordt bovendien geconfronteerd met toenemende kosten door vergrijzing, de zorg, defensie en rentekosten over ons financieringstekort.
Daar komen nog de zeer kostbare politieke rechtspopulistische lokkertjes bij zoals het afschaffen van het eigen risico van de ziektekosten (6 miljard) en de verlaging van de AOW-leeftijd (5 miljard). We worden dan geconfronteerd met een bezuiniging van structureel 28 miljard.
Kennismigranten
Kennismigranten leveren een bovengemiddelde bijdrage aan de economie en dus de welvaart van ons land. In samenhang met de vraag wat voor economisch model Nederland moet aannemen in de komende decennia, kan beleid op het gebied van migratie niet los gezien worden van de inrichting van een economische toekomstige orde.
En dan is er nog het gevaar van een Nexit (Nederland uit de Europese Unie). De opkomst van rechtspopulisten zorgt ook voor een toenemende aanhang van dit absurde idee. In 2019 was 8 % van de Nederlanders daar een voorstander van (AD-Eurobarometer) en in 2020 al 33% (EenVandaag 31-01-20).
President van de Nederlandse bank, Klaas Knot, stelt (Buitenhof 29-01-24) dat er geen ander land in Europa is dat zo veel profiteert van de gemeenschappelijke markt (de EU) als Nederland. Nationalistische rechtse partijen en isolationisme zijn daarom zeer ernstige bedreigingen voor ons land. “We moeten onze kip die gouden eieren legt niet gaan slachten”, aldus Knot.
Landbouw en veeteelt: verhaal apart
In 2020 werd van het totale Nederlandse grondgebied (41.543 km²) 54% gebruikt voor de landbouw. In 2019 bedroeg het aandeel van de landbouw in de economie van Nederland (bbp) 1,4%; in 1995 was dat nog 2,8%.
Slechts 54% van ons grondgebied zorgt voor 1,4% bijdrage aan ons bbp!
In 2021 was de hele veehouderijketen goed voor 1,5% van het bruto binnenlands product (bbp). De toegevoegde waarde was in dat jaar € 12,9 miljard, terwijl er bijna 134.000 voltijdsbanen in de keten waren, 1,7% van de totale werkgelegenheid in Nederland.
De landbouw is de grootste ruimtegebruiker op het platteland. De landbouw bepaalt daarmee in sterke mate het aanzicht van Nederland. De Nederlandse landbouw is in het algemeen intensief en kennisgedreven. Een belangrijk deel van de Nederlandse landbouw produceert voor de wereldmarkt: Nederland is de tweede exporteur van landbouwproducten ter wereld. Als land met een relatief klein oppervlak een hele prestatie. Maar aan deze prestatie hangt een hoog prijskaartje. De gevolgen voor het milieu zijn ingrijpend.
De land- en tuinbouwsector levert een aanzienlijke bijdrage aan de milieudruk in Nederland. De oorzaak is de omvang en intensiteit van deze sector.
Intensieve landbouw heeft enorme gevolgen: Nederland heeft de hoogste stikstof- en fosfaatoverschotten in de Europese Unie. Het verlagen van het grondwaterpeil onder landbouwgrond leidt tot verdroging van de Nederlandse bodem. Het intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen staat op gespannen voet met de biodiversiteit en de menselijke gezondheid. De import van veevoer uit het buitenland leidt tot druk op de leefomgeving.
De sector levert een aanzienlijke bijdrage aan de milieu thema’s die op het moment spelen:
- methaan en distikstofoxide dragen bij aan klimaatverandering
- ammoniak veroorzaakt verzuring van de lucht en de bodem
- stikstof en fosfaat zorgen voor vermesting van bodem-, oppervlaktewater en grondwater
- de verlaging van het grondwaterpeil zorgt voor verdroging
- de verspreiding van zware metalen en gewasbeschermingsmiddelen
Verzuring en vermesting
Verzuring ontstaat als gevolg van verontreiniging van de lucht met de stoffen zwaveldioxide, ammoniak en stikstofoxide. Deze gassen reageren met elkaar en worden omgezet in onder andere salpeterzuur en zwavelzuur. Deze stoffen kunnen leiden tot verzuring van bodem en water en kunnen planten en materialen aantasten. Landbouw, verkeer en de industrie zijn de belangrijkste bronnen van verzurende stoffen.
De groei en intensivering van de landbouwsector heeft geleid tot overmatige toevoer van stikstof en fosfaat. Hierdoor verslechterde de kwaliteit van het ondiepe grondwater en het oppervlaktewater en wordt de natuur op het land en in het water ontregeld. Niet alleen via uit- en afspoeling, maar ook via depositie van ammoniak werkt de overbemesting in de landbouw door naar het milieu in de vorm van vermesting en verzuring van natuur.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van de economie in relatie tot werkgelegenheid en sector laat van zichzelf al een duidelijke verandering zien. Zelfs al zouden we geen ondersteunend beleid voeren op deze tendens, ontwikkelt de economie zich al ‘autonoom’ in een die meer gekenmerkt wordt door innovatie en dienstverlening.
Nederland, de EU en de wereld
Volgens de Boerenpartij (BBB) is Nederland ‘slechts’ verantwoordelijk voor 0,4 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Vergelijkbare beweringen vinden we vooral bij radicaal rechtspopulisten, zoals bij de PVV, Denk en JA 21. Ook is de CO2-voetafdruk volgens de BBB per inwoner kleiner dan die van ‘menig ander (Westers) land’. Het lage percentage dat de partijen noemen klopt, maar dat betekent niet dat Nederlanders weinig CO2 uitstoten. Integendeel.
Our World in Data (OWID) is een wetenschappelijke organisatie voor mondiale data over onder meer ongelijkheid, armoede, oorlog en klimaatverandering. In deze factcheck gebruiken we cijfers van deze bron. Andere bronnen zullen iets andere waarden noemen. Vaak gaat het om een definitieverschil. Maar de posities van landen ten opzichte van elkaar zijn bij elke bron hetzelfde.
Over de CO2-uitstoot zijn per land gegevens beschikbaar: de meest recente cijfers hierover komen uit 2021. Volgens OWID was Nederland in dat jaar verantwoordelijk voor 0,38 procent van de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide. Afgerond is dat 0,4 procent, het cijfer dat de boerenorganisaties noemen.
Hier is wel een kanttekening bij te plaatsen. De cijfers gaan namelijk alleen over de uitstoot die binnen de eigen landsgrenzen plaatsvindt. OWID noemt dit de ‘production-based’ uitstoot, gebaseerd op productie in eigen land. Maar Nederland zorgt ook over de grens voor uitstoot: we importeren voedingsmiddelen, grondstoffen en andere producten die in het buitenland voor CO2-uitstoot zorgen. Daarnaast exporteren we ook goederen naar andere landen. De uitstoot die dat veroorzaakt is eigenlijk ook onze verantwoordelijkheid. De vaststelling van de uitstoot van vliegtuigen buiten onze landsgrenzen stopt bij de Duitse en Belgische grens, maar wordt wel degelijk binnenlands veroorzaakt.
Binnenlandse uitstoot buiten Nederland
Voor een juist beeld moet het bovenstaande worden gecorrigeerd. Dataplatform OWID doet dit ook, in een tweede berekening. Dit noemt het de ‘consumption-based’ uitstoot; een uitstoot gebaseerd op onze consumptie.
Stoten we echt zo weinig uit?
Duurzaamheidsexpert Babette Porcelijn zegt dat dit helemaal niet weinig is: “Als je corrigeert voor het aantal inwoners krijg je een ander beeld. We doen het als land helemaal niet zo goed, maar eerder slecht.”
We stoten twee keer zoveel CO2 uit als je op basis van onze bevolkingsomvang zou verwachten.
Het gaat dus naast consumptie-gebaseerde uitstoot ook over de verhouding tussen het aantal inwoners en de uitstoot. In 2020 had Nederland zo’n 17,4 miljoen inwoners, tegenover ongeveer 7,8 miljard mensen wereldwijd. De Nederlandse bevolking bedroeg twee jaar geleden dus 0,22 procent van het totaal, terwijl we toen zoals gezegd 0,43 procent van alle koolstofdioxide uitstootten. “Zo blijkt dat we ongeveer twee keer zoveel CO2 uitstoten als je van onze bevolkingsomvang zou verwachten”, aldus Porcelijn.
Impact per persoon in vergelijking
Ook de rest van de bewering van de BBB gaat over de orde van grootte van onze milieu-impact: ‘…onze CO2-voetafdruk per inwoner is al veel lager dan menig ander (Westers) land.’ Doen onze inwoners het ten opzichte van andere landen inderdaad zoveel beter?
We richten ons weer tot dataplatform OWID, dat ook de ‘consumption-based’ CO2-uitstoot per inwoner voor elk land in kaart heeft gebracht. Het wereldwijde gemiddelde per persoon is 4,5 ton CO2-uitstoot in 2020. Nederland komt op 9 ton CO2 per inwoner, net als tien andere landen, waaronder Duitsland, Japan en Tsjechië. We staan hiermee op de gedeelde 22e plek van de lijst (van slecht naar goed) met 120 landen en gebieden die OWID heeft opgesteld. Er zijn dus 21 landen die per inwoner meer uitstoten dan de gemiddelde Nederlander.
Maar de BBB heeft het over Westerse landen. Hoe doen we het in vergelijking met hen? We leggen onze uitstoot naast de cijfers van de EU-landen, het Verenigd Koninkrijk, Japan, Australië, Canada en de VS. Nederland doet het met 9 ton CO2 per inwoner slechter dan het EU- en het Europese gemiddelde van zo’n 7 ton. Van best scorende naar slechtst scorend – dus van minste naar meeste uitstoot – staan we op plek 18 van alle 27 EU-landen. Er zijn dus zeventien EU-landen die het beter doen dan wij.
Landen met hoogste CO2-uitstoot per inwoner
Deze landen hebben de hoogste gemiddelde CO2-uitstoot per inwoner:
Qatar – 35,6 ton
Bahrein – 26,7 ton
Kuweit – 25,0 ton
Brunei – 23,5 ton
Verenigde Arabische Emiraten: 21,8 ton
(cijfers 2021, Ian Tiseo, Statista)
Voordelen en nadelen
Als voordelen van economische groei kunnen worden gezien:
- Een toename van het aantal beschikbare producten;
- Technologische innovatie;
- Een hogere levensstandaard door een algemene stijging van de reële inkomens, met als gevolg dat er meer vraag is naar goederen en diensten. Door een alsmaar toenemende vraag kan er op grotere schaal en efficiënter geproduceerd worden;
- Een hogere tewerkstellingsgraad door diversificatie;
- Een verhoogd vertrouwen van bedrijven en consumenten, wat weer kan leiden tot een toename van investeringen;
Mogelijke nadelen zijn:
- Een toename van de milieuvervuiling: een sterke groei van de productie en consumptie veroorzaakt negatieve gevolgen zoals lucht- en bodemvervuiling en geluidsoverlast;
- De uitputting van natuurlijke hulpbronnen, waaronder niet hernieuwbare grondstoffen;
- Groei stimuleert de creatie van artificiële behoeften: de industrie zet de consument ertoe aan nieuwe smaken te ontwikkelen, met als gevolg dat behoeften worden gecreëerd en consumenten dienaren in plaats van meesters van de economie worden;
- Een onevenredige verdeling van inkomen en welvaart: niet alle voordelen van de groei zijn gelijk verdeeld tussen inkomensgroepen en regio’s;
- Gezondheidsproblemen door overconsumptie (verspilling);
- Volpompen van samenlevingen met overbodige goederen;
Standpunt Sociaal & Groen
De economie van de toekomst
Wat voor economie willen we in ons land? Knot adviseert om te kiezen voor economische activiteiten die een grote toegevoegde waarde leveren aan de Nederlandse economie.
De conclusie is dat er voor sommige traditionele economische activiteiten als grootschalige intensieve landbouw en veeteelt, simpelweg geen ruimte, capaciteit en voorzienigheid meer is. Geen ruimte voor wat betreft de fysieke ruimte en geen ruimte voor wat betreft de zeer ernstige nadelige gevolgen voor mens, dier en milieu.
Bij de keuzes moeten we ons richten op die economische activiteiten die de meeste toegevoegde waarde leveren. Dan gaat het om activiteiten waar we goed in zijn en waarmee we ons in concurrerende markten kunnen handhaven en die een goed verdienmodel kennen. Daardoor kan werknemers een goed salaris geboden worden.
Het betekent ook dat we afscheid nemen van die sectoren waarbij we produceren onder de kostprijs omdat we niet meer kunnen concurreren tegen opkomende landen die een kostprijs kunnen hanteren die in Nederland onmogelijk is. Het gaat dan om sectoren waar onder het minimumloon wordt gewerkt en die in leven blijven door (fossiele) subsidies. We doelen hierbij op praktisch geschoolden en slecht betaalde banen in de kassen, de landbouw, de veeteelt, distributiecentra en de vleesverwerkende industrie. De baten wegen in die sectoren niet meer op tegen de kosten. Bijkomend gevolg van de huidige situatie is dat door overproductie de boeren overgeleverd zijn aan monopolistische retailers die de kostprijs bepalen in plaats van de producerende boeren. Bij een krimpende markt wordt de positie van de aanbodzijde sterker.
Sociaal & Groen vindt de vergelijking met andere landen maar deels relevant en ondersteunt daarmee de opvatting van Heleen de Coninck, hoogleraar klimaatverandering aan de TU Eindhoven. Essentieel is dat onze milieubelasting simpelweg veel te hoog is. Door onze voetafdruk te vergelijken met een wereldwijd of westers gemiddelde, zoals anti-klimaatburgers en partijen doen, zeg je eigenlijk: sommige andere landen doen het minder goed, dus wij hoeven geen (zware) inspanning te leveren. Maar als we kijken naar de consequenties, klimaatopgave en het afnemende commerciële belang van bepaalde sectoren, is het nodig om wél snel met die uitstoot naar beneden te gaan.
Nog los van de correctheid van de cijfers is de vraag wat ons aller verantwoordelijkheid is. Rijke landen zoals Nederland stoten meer uit en hebben dus ook de grootste verantwoordelijkheid voor het klimaatprobleem. En doordat we relatief veel geld hebben, hebben we ook meer mogelijkheden om het probleem aan te pakken.
Sociaal beleid
In een toekomstige kenniseconomie en informatiemaatschappij met een dominante dienstensector zouden mensen met lage opleidingen in de knel kunnen komen. Daarom moet om- en bijscholing een onlosmakelijk onderdeel vormen van het realiseren van een duurzame economie, bestendig voor de uitdagingen van de nabije toekomst, waarbij niemand in de knel mag komen.
Ook moet dit beleid onlosmakelijk gezien worden van het invoeren van het basisinkomen, waarvoor Sociaal & Groen pleit.
Gelukkig hoeft economische afkoeling, een pas op de plaats of krimp niet per se een armer leven te betekenen. Integendeel, met een rechtvaardiger verdeling van die grote welvaart die de huidige economie reeds vertegenwoordigt, kunnen we allemaal een menswaardig bestaan leven. Groei heeft immers vooral tot een explosieve groei van miljonairs en miljardairs geleid. ‘Degrowth is een theorie van radicale overvloed’, schrijft Hickel in zijn boek ‘Less Is More’.
Van economische groei profiteren slechts enkelen.
In dit verband vinden wij het niet meer dan redelijk te wijzen op de onhoudbaar decadente levensstijl van de allerrijksten. Het uitgangspunt van degrowth is het laten krimpen of stagneren van de consumptie door de rijken. ‘De beste manier om klimaatverandering tegen te gaan is door de koopkracht van de rijke bovenlaag te verkleinen’, schrijft Jason Hickel.
Door radicale herverdeling maken we een einde aan vervuilende privéjets en exorbitante superjachten waarvan we het leven van de armsten kunnen verbeteren.
Uit een onderzoek in de Verenigde Staten naar de koolstofongelijkheid blijkt dat de rijkste 0,1 procent van de Verenigde Staten ongeveer 955 ton CO2-equivalent per jaar per persoon uitstoot. Dat is een monsterlijke hoeveelheid broeikasgas: het is 57 keer meer dan een Amerikaan uit de armste 10 procent.
Het bbp is niet de ultieme maat van welzijn
Het bbp maakt geen onderscheid tussen de productie van een atoombom en de bouw van een ziekenhuis. Het maakt geen onderscheid tussen een benzineslurpende Hummer of een elektrische auto. Het maakt geen onderscheid tussen een land waar de rijkste 1 procent bijna al het inkomen opslokt, en een land waar iedereen in de welvaart deelt. Het bbp houdt geen rekening met het verdwijnen van weidevogels, het verlies van bossen, het sterven van koraalriffen. Deze zaken zijn niet in het bbp terug te vinden.
Toekomst
Sociaal & Groen vindt het om de verschillende genoemde redenen van essentieel belang een keuze te maken voor die sectoren waarin Nederland een toekomst heeft: dat betekent een geleidelijke vermindering van arbeidsintensieve laaggeschoolde arbeid in de volle breedte naar hoogwaardige technologische en innovatieve sectoren.
Hier willen wij het onderwijs ook op aanpassen. In een globaliserende wereld is de Engelse taal een gegeven en dus moeten universiteiten daarop inspelen. In Marokko krijgen kinderen van vijf al Engels. Sinds 1986 is in Nederland het geven van onderwijs in het Engels in het basisonderwijs vanaf groep 7 verplicht, maar de wet laat het aan de school vanaf welke groep. Kinderen in groep 1 die opgroeien met zowel Nederlands als Engels hebben namelijk een beduidend grotere Engelse woordenschat, dan kinderen die vanaf groep 7 op school Engels leren. Ook zijn tweetalige kinderen beter in staat het verschil tussen Engelse klanken te onderscheiden.
Krimp of verminderde groei is geen doel op zich. Economische groei moet geen doel op zich meer zijn en dat geldt dus ook voor krimp. Het doel moet zijn een leefbare wereld te creëren voor onszelf en de generaties die na ons zullen komen.
Van rendement naar geluk meten
Economische groei en bbp moeten niet langer uitgangspunt van beleid zijn, maar wel het welzijn van mensen. Veiligheid, bestaanszekerheid en een gelukkig leven zouden de norm moeten zijn. Een Nationale Welbevinden Index, bijvoorbeeld (of de Better Life Index).
Perspectief op de Nederlandse economie: Innovatief, duurzaam, sterk en welvarend.
Nederland kan en moet een toonaangevende rol in de wereld blijven spelen op het gebied van landbouw en veeteelt, maar zal dat moeten doen op het gebied van innovatie en wetenschappelijk onderzoek. Tomaten groeien beter en goedkoper in zonnige landen met goedkopere productiemiddelen, maar op het gebied van gewasontwikkeling bijvoorbeeld kan Nederland wel rendabel concurreren. Nederland heeft daarin al een koppositie.
Nederland moet inzetten op een hoogwaardige kenniseconomie. Dat kan zeker met betrekking tot landbouw (Wageningen) en op het gebied van veeteelt (dierenwelzijn, onderzoek, kunstmatig vlees, vaccinatie, medicijnen) maar ook op veel andere gebieden zoals watermanagement, scheepsbouw, technische industrie en gezondheid.
Dat betekent dat onze concurrentiepositie afhankelijk is van een goed en modern opgeleide beroepsbevolking en van een goede fysieke, sociale, maatschappelijke infrastructuur met een sterke nadruk op kennis en ontwikkeling. Deze factoren zullen ook sterk aan belang winnen, omdat instrumenten zoals een gunstig belastingklimaat en lage loonkosten minder effectief zullen worden. Internationale druk zal een onderscheidend belastingklimaat steeds minder toestaan.
Ik snap het idee, en het is waar dat kapitalisme een intrinsieke, ongeremde groeidwang kent, wat eigenlijk gewoon een gevolg is van het inbrengen van geld als schuld, dat weer afgelost moet worden met rente. Om dat te verhelpen zou men zich moeten verdiepen in andere manieren om geld in omloop te brengen.
Voor zover het om extrinsieke factoren gaat, vraag ik me af hoe minder economische groei af te dwingen is.
Zolang de wereldbevolking groeit, zal de economie moeten meegroeien, bijvoorbeeld, op zijn minst daar waar die groei zich voordoet.
Ook loop je een risico om de zeer dunne lijn tussen ongebreidelde groei, en een economische death spiral over te steken.
Je zit al snel in het een of het ander.
Degrowth heeft bovendien ook een impact op economies of scale; Hoe hou je dingen betaalbaar zonder groei?
Het inleidende stuk beoogt niet zozeer het afdwingen van degrowth maar het maken van keuzes die tot een andere inrichting van de economie leiden. De huidige groei is gebaseerd op grondslagen die uitgeput raken en groei nastreven op die factoren (grond, fossiele brandstoffen, ruimte, doorgeslagen veeteelt en arbeidskrachten) is een doodlopende weg. Groei is niet ‘verboden’ maar alleen mogelijk als we de economie anders inrichten.
Ik denk dat elke groei uiteindelijk ten koste gaat van de wereld om ons heen, ongeacht de richting die het gaat.
Uiteraard kan je misschien eerst een tijdje groen “inbreiden” binnen de huidige economie, maar een duurzame netto verdere groei zit er denk ik niet in.
Op termijn zal je toch gedwongen worden tot degrowth, denk ik.
De vraag is in mijn optiek alleen in hoeverre we zelf die richting kiezen, of in hoeverre deze door zogenaamde externaliteiten zal worden afgedwongen.
Ik ben de afgelopen maanden minder optimistisch geworden als het gaat om traditioneel vooruitgangsdenken, dat vaak hoog entropisch van aard is.
Terecht verhaal. Maar niet alleen de rijken voeren een decadente levensstijl, de hele westerse samenleving is van decadentie doortrokken, tot aan de armste regionen. 43 soorten pindakaas, 48 soorten broodjes, 66 soorten zuivel in de supermarkt, flitsbezorging, vliegen voor 49 euro, kant-en-klaarmaaltijden, 700 automodellen, het perverse kleren kopen, teugsturen en weggooien, keukens vervangen omdat het kleurtje niet bevalt, een nieuw bankstel terwijl er met het vorige niets mis was, ga nog maar even door. Is het gek dat een groot deel van de wereld verbijsterd en geërgerd naar onze samenleving kijkt? Is het gek dat die landen zich eerder elders thuis voelen? Het Westen is blind, op zijn minst visueel uitgedaagd.
Ik denk niet dat de armste lagen 43 soorten pindakaas kopen, maar vrij consistent de goedkoopste varianten kiezen.
Althans, onder de armste regionen versta ik mensen in de sociale zekerheid, die niet (kunnen) werken.
Controle over het verdere aanbod hebben ze niet.
Het moeilijke aan “decadentie” is bovendien dat het een arbitrair begrip is.
Waar ligt de decadentiegrens, indien niet net boven het subsistence niveau?